DINOSAURIER EN ECHTERNACH
Het moest niet zo heet zijn als de hondsdagen van de voorbije dagen, maar het weer waarmee we op maandagmorgen wakker werden, was niet dat wat we hadden gehoopt. De regen pletste onophoudend neer en waar de wolken normaal hangen, zweefde een grijs deken. We hadden in Echternach gereserveerd en we vertrokken met gemengde gevoelens. Ons eerste doel was het park in Ernzen, in de Eifel, waar alle soorten Dinosaurier ons de geschiedenis van hun leven en hun sterven zouden toelichten.
Het park is goed georganiseerd, men kan enkel in één richting gaan en bij elk van de uitgestorvene voorhistorische dieren staat er uitleg over hun lengte, hun gewicht, waar ze voorkwamen, waar men beenderen van hen gevonden had en of ze vlees of planten aten.
In het park is er een laboratorium waar men de fossielen moeizaam uit gesteente haalt. Hoe dat gaat, kon men in een film zien. Dat was trouwens een goed moment om zich op te warmen.
De expeditie door 600 millionen jaar eindigte met Neanderthaler-figuren die 200.000 jaar geleden leefden en reeds over eenvoudige wapens beschikten.
Na de middag reden we naar Echternach, waar het weer beter werd en we, nadat we onze koffers in het hotel afgezet hadden, op een terras koffie dronken.
Echternach zou de oudste stad van Luxemburg zijn. Als men door de smalle straatjes loopt, heb je wel het gevoel, dat de tijd is blijven staan. Geen moderne gebouwen, weinig autoverkeer, een rustige sfeer, het ideale recept om rust te vinden.
Allereerst bezochten we de Willibrordus basiliek. Nog steeds wordt deze heilige met de jaarlijkse springprocessie geëerd. Als er iets traag ging, zegden wij “Zoals de processie van Echternach, drie vooruit en twee achteruit”, maar dat klopt niet meer. De deelnemer springen op de dinsdag na Pinksteren opzij en dan naar voor. De drie stappen naar voor en twee achteruit schafte men in 1948 af. De processie gaat sinds de Middeleeuwen uit en lokt elk jaar duizenden toeristen.
Het graf van Willibrord bevindt zich in de crypte van de abdijkerk. Na zware beschadigingen gedurende het Ardennenoffensief werd de basiliek, die uit de 11e en 13e eeuw dateert in neoromaanse stijl herbouwd. De mooi versierde vensters zijn zeer bezienswaardig.
Voor een bezoek aan het adbijmuseum was het te laat en we besloten het park van Echternach te bezoeken. Dit park ligt direkt aan de Sûre, een zijrivier van de Moezel, die Duitsland van Luxemburg scheidt. Het park diende vroeger als ontspanning voor de monniken.
De dag erna gingen we om het meer van Echternach, een wandeling van ongeveer 4 km.
Toen men in 1976 het meer aanlegde, stootte men op overblijfselen van een Romeinse villa. Het fundament van dit huis werd vrijgelegd en is in de mooi aangelegde tuin te bezichtigen. In het museum kan men iets leren van het leven in deze tijd en werden verschillende taferelen uit het dagelijkse leven van de Romeinen nagebouwd.
In de namiddag bezochten we de St. Peter en Paul kerk. Hier lag vroeger het gebeente van de heilige Willibrordus, vooraleer men de stoffelijke resten naar de abdijkerk verhuisde. De kerk liegt op een heuvel, van waarop men tijdens de Romeinse bezetting de rivier observeerde om indringers tijdig te bespeuren. De kerk wordt hoofdzakelijk voor concerten en andere evenementen gebruikt.
Van de kerk was het niet ver naar het abdijmuseum. Na de stichting van het klooster ontstond in Echternach een scriptorium. Daar werden boeken geschreven en geschilderd voor de viering van de eredienst en voor godsdienstlessen. De evangelieteksten, geschreven met gouden inkt, zijn met talrijke illustraties gedecoreerd en kan men in het museum bewonderen. Ook zijn er archeologische overblijfselen uit de Romeinse villa te zien en aspecten uit het leven van St. Willibrord.
De monniken werden werd tijdens de Franse bezetting uit het klooster verdreven en keerden er niet meer terug. Het gebouw dient nog als school met internaat.
Op de markt, met zicht op het vroegere Gerechtsgebouw (Denzelt), waar ook een gevangenis en folterkamer ondergebracht was, genoten we nog van een koffie en gratis concert ter gelegenheid van het begin van de zomer en blikten op 2 mooie dagen terug.
INDIA 2019
De reis werd “ Magie van India, een exotisch vuurwerk van kleuren” genoemd. Het lokken van de toeristen naar dit verre land blijkt moeilijk. Onze gids vertelde dat één toerist 26 jobs creert. Ze moeten nog wel veel inspanningen leveren, wil dit land toeristen massaal aantrekken. Van service en het gevoel dat we er welkom zijn, hebben we niet veel gevoeld. “Van toeristen haal je het geld uit de zakken”, dat was het algemeen gevoel, dat ik op het einde van de reis had. Toegegeven, het leven is er volgens onze normen heel goedkoop, maar ik verwacht van mensen, die van het westen afhankelijk zijn en heel geld voor ontwikkelingshulp krijgen toch wel een minimum aan respect.
Maar laat ons bij het begin beginnen. In de luchthaven ging het er rustig aan toe: 4 bedienden waren aan het slapen, iemand die ons wel wilde doorlaten, nam zich ruimschoots de tijd om de reispas met visum en met ons gezicht te vergelijken en enkele meters verder, controleerde een andere ambtenaar of de eerste ambtenaar de stempel gezet had. Gelukkig kwamen de koffers vlug van de band.
In Delhi aangekomen kregen we een uitgebreid ontbijt en vertrokken we voor een tocht door de stad. De stad was een wirwar van verschillende voertuigen: autos, tuktuk´s, riksjas, veel motorfietsen, voetgangers en hier en daar een fietser. Ik hield mijn hart vast. Waar er 3 rijstroken waren, reden er 5 of 6 auto´s naast elkaar, zebrapaden, verkeerslichten, voetpaden, niemand trok er iets van aan. Elk reed zonder naar links of rechts te kijken en er werd constant geclaxoneerd, niet om op gevaar te wijzen, maar om te zeggen: “ ik ben hier, laat me door of je bent eraan.” Als er hier iets gebeurd, komt er geen ambulance door, dacht ik eerst, totdat ik een ziekenwagen zag. Op de brancard lagen lakens en een kussen, , die de laatste 20 jaren geen zeep of water zagen. Als men hier een ongeluk overleeft, sterft men zeker aan de infecties, door de sporen van bloed en andere lichaamsvochten die de vorige patienten of doden achterlieten.
Tijdens de tocht met de riksja vreesde ik echt voor mijn leven. De kleine en dunne fietser reed met ons door vuile straten, remde pas op het laatste moment als een motorfietser ons tegenkwam, voetgangers moesten opzij springen en koeien en honden passeerde hij rakelings. Ik hield Günther en mijn handtas erg vast en zag ons al in het ziekenhuis liggen.
Iets rustiger ging het eraan toe in de grootste moskee van India, waar 20.000 gelovigen plaats hebben om te bidden. Het monument ter ere van Gandhi konden we enkel van ver betrachten en een wandeling rond de zeer mooie Qutb Minar-Minaret bracht ons tot rust.
De volgende dag moesten we vroeg opstaan om met de trein naar Ajmer te rijden. De rit zelf was zeer comfortabel: treinbedienden serveerden koffie, thee, ontbijt, water, alles in de prijs inbegrepen. Er zaten enkel westerlingen in ons compartiment. Hoe Indiër reizen, konden we zien, terwijl we op de trein wachtten. Hun treinen zaten overvol en herinnerden me aan het vervoer van de gevangenen en joden tijdens de oorlog. De weinige vensters waren met stalen staven dicht gemaakt - volgens onze gids - zodat de kinderen er niet zouden uitvallen. Als de trein stopte liepen tientallen mensen over de sporen met zakken gevuld met doeken, groenten of fruit, waarschijnlijk om te verkopen op de markt. Anderen sleurden melkkannen over de sporen, zetten ze aan de kant af, waar ze door wachtenden werden aangenomen. De treinen, die het station binnenreden kondigden hun komst aan met luid getoeter. In enkele seconden waren de sporen leeg.
Na een rit met de toektoek (of tuktuk) en met de bus bereikten we Puschkar. Hier bezochten we de Brahma tempel en het Lotusmeer. ´s Avonds waren we getuige van een gebedsdienst aan de rand van het meer. Pelgrims maakten veel ophef en zwaaiden met wierookstaafjes. Als teken van hun zuivering kregen ze van de priesters een rode punt op hun voorhoofd.
Udaipur wordt wel eens het Venetië van het Oosten genoemd. Direct aan een pittoresk meer ligt
een paleiscomplex. In de vrouwentuin, die een koning voor zijn vrouw liet bouwen, zodat zij er met haar hofdames de koelte kon opzoeken, staan talrijke fonteinen en mooie olifanten uit marmer.
De ingetogen tuin staat in schril contrast tot de lawaaierige straat, waar we op gevaar van ons leven de bus op de andere kant moesten bereiken.
In Ranakpur was het heerlijk warm en konden we slenteren in de Jain tempel met zijn 29 zalen, die zich over meerdere verdiepingen uitbreiden. De zuilen zijn prachtig gedecoreerd en ogen bij lichtinval bovennatuurlijk.
Bij zonsondergang bezochten we een tempel, waar een “motorfiets” wordt aanbeden. Ik geloofde mijn ogen niet: tientallen jonge mensen luidden klokjes – om de god(en) aan te kondigen, dat men bidden wil – en zongen tempelliederen terwijl een priester met wierook zwaaide naar een gedecoreerde motorfiets in een glazen huisje. De jongeren – enkel mannen – hopen hierdoor dat hun ritten met de motorfiets zonder ongelukken blijven. Wie is er schuld aan dit absurde bijgeloof? Iedereen maar ook iedereen loopt met een smartphone in de hand. Ook de vele analfabeten zijn voortdurend aan het kijken wat er in de wereld gebeurt en toch vereren ze een voorwerp. Een cursus verkeersregels, het dragen van een helm en iets meer aandacht voor de andere weggebruikers zou de ongevallenstatistieken eerder doen dalen dan deze absurde aanbidding.
Klassieke kerkhoven kennen ze niet in India. De doden worden er verbrand, het liefst op de dag van het overlijden zelf en de as – bij gelegenheid – op een heilige plaats of in een heilige rivier verstrooid. Wie geld heeft, laat een huisje of wie veel geld heeft, een mausoleum bouwen. Het Jaswant Thada Mausoleum troont stralend wit boven de stad en ziet eruit als een tempel. Hij werd in 1898 gebouwd voor een maharadja en zijn familie. Ook nu nog worden zijn nazaten hier verbrand en wordt er een kleine tempel voor hen gebouwd als ze het tijdelijke met het eeuwige verwisselen.
Het Fort Mehrangarh toont een indrukwekkende collectie wapens, muziekinstrumenten, bedden, tafels, enz. De muren zijn mooi beschilderd. Men vertelt dat na de dood van een maharadja zijn vrouwen zich in het vuur stortten om met hem verbrand te worden. Uit liefde of omdat ze vreesden geen bescherming meer te genieten?
Jaisalmer is een stad in de woestijn. Het gelijknamige fort bestaat uit een wirwar van straten en steegjes. Hier wonen de mensen dicht op elkaar en het schijnt hen niet te storen, dat koeien, honden, motorfietsen, voetgangers hen geen moment van de dag rust gunnen. Enkel in de bouwvallige herenhuizen of “havelis” is het rustig. De stad probeert hen te renoveren met de inkomsten van de souvenirs. Het lijkt wel een onbegonnen werk.
De volgende dagen zagen we nog meer tempels en nog meer versterkte burchten: restanten van de overheersing van de Moguls, moslimheersers, die in de negentiende eeuw door koningin Victoria van Engeland werden verslagen. Over de geschiedenis van het land waar de meerderheid Hindoes zijn, over de spanningen met Pakistan over de provincie Kaschmir had de gids te weinig verteld. Onwetenheid of gebrek aan belangstelling door zijn godsdienst, we hadden er het raden naar.
Het Keoladeo natuurreservaat vertelde dan weer een ander verhaal. Hier konden we bij het vallen van de avond ijsvogels, uilen, reigers, ooievaars, ganzen en ander gevogelte bewonderen. Tussen de koeien en herten, die hier gelukkig schenen – omdat ze genoeg te grazen hebben – leefden, zwommen en vlogen ze vreedzaam, ver van de geluiden van de stad. Jammer genoeg werd het koud en donker en ook de jonge mannen die ons met de riksja door dit gebied brachtten oogden moe en lusteloos.
De volgende dag zagen we de waterput Chand Baori. Deze is dertig meter diep en telt 3500 trappen. Het reservoir uit de 8 ste eeuw werd later door de Mogoolse heersers door een galerij en paleis omringd. De buurt rond de waterput scheen heel armoedig te zijn. Op een muurtje stond een emmer met water. Vrouwen wachtten geduldig tot ze aan de beurt waren om hun huilende kindjes in deze emmer te wassen.
In dezelfde stad bezochten we Fatehpur Sikri, een stad die in de 16 eeuw de hoofdstad van het Mogoolrijk was. Gezien er geen drinkwater was, trokken de toenmalige bewoners er weg en is het sindsdien een spookstad.
De laatste dag van ons verblijf was voor de stad Agra voorbehouden. Wie India zegt, denkt direct aan de Taj Mahal, die inderdaad de place to be is in de stad Agra. Aan de oever van een rivier overheerst het wit marmeren gebouw de ganse omgeving. Men ziet hen op televisie, op fotos, men weet hoe het uitziet, maar als men ervoor staat kreeg ik toch kippenvel. Natuurlijk mag men binnen niet fotograferen en wordt men snel doorgesluisd. Twee mooi versierde marmeren grafmonumenten herinneren aan de liefde van Shah Jahan tot zijn vrouw, die bij de geboorte van hun kind stierf. De graven zelf bevinden zich in de kelder en niet toegankelijk voor het publiek. Ook de tuin rond het mausoleum is heel mooi aangelegd en de looppaden tussen het waterbekken zijn symmetrisch aangebracht. Door dit te zien was ik de onrust en de rommel in het land bijna vergeten.
De laatste bezienswaardigheid was het Fort van Agra, een versterkte burcht uit de 17 e eeuw, waar de bouwheer van de Taj Mahal er volgens de legende door zijn zoon werd opgesloten. Machtslust is van alle tijden. En daarmee beeindigten we onze opwindende reis en keerden met een koffer vol herinneringen naar huis terug.
Blankenberge 2018
Drie weken zand, zee en duinen en dat bij deze tropische temperaturen in de hete zomer van 2018. Ik hoopte op afkoeling aan het water, waar de wind toch iets meer wolken produceert en bij vloed de thermometer doet dalen.
De eerste weken liepen we dagelijks van Blankenberge naar Zeebrugge of van Blankenberge naar Wenduine. Onze koffie dronken we afwisselend in het eerste geval in de “Duinse polders” of in de “Wielingenbar”. Hier kregen we bij onze koffie een advocaat, wat de koffie extra deed smaken.
Er viel elke dag wel iets te beleven: morgenmarkt, avondmarkt, Paravangfeesten, optocht naar een of ander monument, vuurwerk, muziekfestivals (Vlaanderen zingt, Radio 2 hit, enz.), braderie, wielerwedstrijd, kortom de slapende stad Blankenberge, die we voor 30 jaar leerden kennen, is ontwaakt en biedt afwisseling voor elke leeftijd. Het was af en toe wel iets te druk. We sliepen graag met open ramen om ons op het geruis van de golven in slaap te laten wiegen, maar de strandbars lokten met dit weer bezoekers tot na middernacht. Aan de nachtrust na 22 uur houdt zich wel niemand.
Op zondag 12 augustus hadden we bezoek van de vriendinnen en vrienden van mijn zus Bea, die ondertussen ook onze vriendinnen en vrienden geworden zijn.
Het leek me leuk om de dag te beginnen met een wandeling door Blankenberge. 100 jaar na de eerste wereldoorlog, die ook een einde maakte aan de prachtige huizen in art-nouveau – stijl is Blankenberge een levende toeristenstad geworden met jammer genoeg vele lelijke appartementsgebouwen, die de villa’s, die rond de eeuwwisseling onstonden verdrongen.
De stad Blankenberge heeft verschillende wandelingen uitgegeven, die deze thema’s behandelen.
Het thema gebouwen alleen leek me een beetje saai. Wat er zich achter de muren afgespeeld had, wist ik niet. De verhalen rond de oorlog zijn daarentegen interessant omdat men achter het lot van de soldaten en de bevolking menselijk leed en hoop vermoeden kan.
Mijn informatie haalde ik uit – hoe kan het anders – de wikipedia en de wandelroutes van de stad Blankenberge (Blankenberge en Uitkerke bezet 1914-1918 ; de erfgoedwandelroute en de Art Nouveau-wandeling door Blankenberge).
De tocht begon bij het station, dat sinds 1863 toeristen en tijdens de oorlog goederen naar Blankenberge bracht. De kroonprins Ferdinand verbracht hier regelmatig zijn verlof met zijn familie en werd door de inwoners altijd warm onthaald. Eén week voor zijn gepland bezoek in juli 1914 werd hij vermoord en brak de eerste wereldoorlog uit. Het station met de aanpalende tramhalte werd vaak beschoten. Voor de 21 ste eeuw werd dit gebouw helemaal vernieuwd. Een winkelcentrum, een hotel en bijhorende parkeermogelijkheden luiden een nieuw tijdperk in.
De Antoniuskerk op het Albertplein – genoemd naar onze derde “soldaat-koning” werd in 1566 tijdens de Beeldenstorm zwaar beschadigt en door giften van vissers weer opgebouwd. Tijdens de oorlog deed de kerk een tijdlang dienst als paardenstal en nadien als protestantische kerk voor de Duitsers. Om die reden was ze dikwijls doelwit voor bommen. De Duitsers verplichttend daarom burgers om de diensten bij te wonen.
In de “De Smet de Naeyerlaan” vallen verschillende gevels op in geglazuurde baksteen met geometrische motieven, mooi raamwerk en bloemen als versiering.
In de Sergeant de Bruynestraat en de Vrijheidsstraat zijn enkele mooie gevels te bewonderen. Rechtover het Markplein staat de lezende visser, als ode aan Hendrik Conscience, die zijn volk leerde lezen. Conscience verbleef in Blankenberge in 1874 wegens een oogziekte.
Via het Leopoldpark - dat in de oorlog een aardappelveld was – waar kleine en grote kinderen minigolf of snookergolf kunnen spelen bereiken we de “Paravang”, een zeer mooi gebouw uit 1908, dat in 2002 gerestaureerd werd. Aan beide kanten staan zitbanken, die bescherming bieden aan de soms koude noordzeewind. Het “scherm” werd niet verwoest, er wordt verteld, dat er zich in de nok Duitse deserteurs verscholen en door Blankenbergse vrouwen met eten en drinken verzorgd werden.
Als men de gietijzeren constructie ziet, vermoedt men dat de ontwerper zijn inspiratie uit Azie haalde.
Het standbeeld van Lippens en De Bruyn op de dijk herinnert aan een minder mooi deel van onze geschiedenis. In opdracht van koning Leopold II vochten ze tegen Arabische slavenhandelaars. De Bruyne, die van Blankenberge was, wou zijn doodzieke vriend niet in de steek laten en werd samen met zijn luitenant omgebracht. Het bronzen monument werd door de Duitsers in beslag genomen om er wapens van te maken. In 1922 werd het standbeeld opnieuw ingehuldigd. Elk jaar worden deze soldaten de eerste zaterdag van september gehuldigd en met hen alle militairen, die bij buitenlandse opdrachten hun leven verloren.
Na het lekkere middagmaal bezochten we de –naar mijn mening - mooiste huizen. Deze bevinden zich op de Rogierlaan, in de Malecotstraat en in de Albertstraat. In deze laatste straat staan 2 huizen genoemd naar Albert 1 en zijn vrouw, Elisabeth toen nog prins en prinses. Albert was de neef van Leopold, wiens zoon als kind stierf en werd als tweede zoon van zijn Filips geboren. In 1909 werd hij koning omdat de eigenlijke troonopvolger Boudewijn – zijn oudste broer - jong stierf.
De bibliotheek in de Onderwijsstraat stamt uit 1883 en na een renovatie in 2011 komt de neobarokke stijl – van wat eens een school was - mooi tot uiting.
Het “kleine” stadhuis in de Kerkstraat dient enkel nog als tentoonstellingsruimte.
Moe gewandeld – we zijn niet meer de jongsten – bezochten we het oudste visserhuisje van de Belgische kust en dronken er een “Kokketeute, blond of bruin”. Een kokketeute zou Westvlaams zijn voor een mooi meisje. Het huisje van Majutte is een klein museum en de eigenaar - die zijn zekere baan als onderwijzer opgaf, om cafébaas te worden - geeft zonder erom te vragen graag uitleg over dit kleinood. Nauwelijks te geloven dat de laatste bewoner, Pé Majutte, hier met 12 kinderen woonde en groot mochten ze ook niet zijn, want de “groteren onder ons” moesten zich bukken om binnen een kijkje te nemen.
De week erna was het minder heet en deden we elke dag een kleine fietstocht door het rustige en mooie polderlandschap. Vijf minuten fietsen en je laat de drukte achter. Voor enkele jaren ergerde ik me aan het de nummers aan de kruispunten en zou ik dikwijls de weg kwijt geweest zijn. Gelukkig heb ik een man, die zich goed orienteren kan. Ondertussen heb ik een kaart gekocht: fietsnetwerk in het Brugse ommeland. Gewoon op voorhand kijken waar je naartoe wil en de nummers op een klein papiertje in de broekzak doen. Zo reden we naar de haven van Zeebrugge, naar het pittoreske Lissewege, langs het Boudewijnkanaal en naar De Haan. Normaal zouden we de fietsen op de auto doen en verdere ritjes doen, maar gezien het nijpend parkeertekort in Blankenberge verkozen we de auto te laten staan waar hij veilig en vooral gratis stond, ook al was het bijna een uur te voet van ons hotel.
Het laatste weekend kregen we bezoek van mijn zus Hildegarde en haar familie. Ik was erg blij hen allemaal nog eens weer te zien, enkel jammer dat Bea niet kon. We namen een aperitiefje in ons hotel en wandelden langs de dijk naar de Pier, waar ik een tafeltje had gereserveerd. We hebben de pier nog in herinnering als een vervallen oud gebouw. Nu raagt deze unieke constructie trots in de zee en nodigt de bezoekers uit, op de 350 meter lange wandelgang beschutting te zoeken voor de wind of – zoals wij – in het bijbehorende restaurant de honger te stillen.
Na onze maaltijd – de meeste aten mosselen, zocht Lieselotte een speeltuin uit voor zich en de tweeling en de “oudjes” vleiden zich in de zetels van een strandbar en genoten van een cocktail of een koffie. De kinderen schenen zich te amuseren en kregen niet genoeg van het warme zeewater en het korrelige zand, dat hen van kop tot teen bedekte.
De uren vlogen voorbij, net zoals onze vakantie, die er bijna op zat.
Heel erg bedankt aan allen, die ons een bezoekje brachten.
ANDALUSIE 2018
Andalusien einde april, begin mei. Als men zo een reis plant, denkt men aan wollige warmte, aan een stralende zon, lekker eten en luieren aan het strand.Men leest en hoort dat de zon er altijd schijnt, dat het zelden regent en dat de bevolking arm is. Groenten en fruit uit deze streek dat wij zo graag eten, hebben veel water nodig en dat moet duur betaald worden gezien het niet van boven komt.
Als we in Malaga uit het vliegtuig stapten, werden we niet door een wolkenloze, blauwe hemel verwelkomd maar door wind, een grijze wolkenband en mensen die hun zomertopjes en bermuda´s tegen lange broeken en pullover ingewisseld hadden.Met paniek dacht ich aan mijn regenjas en regenscherm die thuis aan de kapstok hingen. Wetter.com had op haar kaarten enkel zonnetjes getekend en temperaturen hoger dan 25 graden. En daarop vertrouwde ik als ik mijn valies klaar maakte. Ik keek naar de rest van de groep en ik zag tot mijn geruststelling enkel benen zonder kousen en open schoenen. Hier en daar probeerde zich iemand te warmen aan een snel opgestoken sigaret. Ik was niet de enige die de verkeerde kledij ingepakt had.Ik deed een poging om een naar Spanjaard uitziende man naar de weersvoorspelling te vragen. Hij trok enkel zijn schouders op en mompelde : “mañana quizas mejor.” En wat Spanjaarden met mañana willen zeggen, hoeft niet te worden uitgelegd.
Het hotel zag eruit als een Spaans dorp zoals men wel in filmen ziet. Aparte witte gebouwen met tralies uit metaal die gelukkig enkel als versiering dienden. Rode geranien en paarse bloemen -waarvan ik de naam vergeten ben - versierden de gevels. Tussen de gebouwen verborg zich een citroen – of appelsienenboom voor grijpgrage toeristen. Patios tussen de huizen waren geplaveid met mosaiken uit kiezelsteen en werden omzoomd door zuilen uit marmer. En hoewel het al laat was, klaarde de hemel op en schoven de wolken opzij voor een streepje blauw.
De volgende dag reden we naar Cordoba, een stad midden in de provincie Andalusie.Via de brug over de rivier Guadalquivir gingen we te voet naar de historische binnenstad, die zoveel andere steden tot het werelderfgoed van de UNESCO gehoort.Naast de sfeervolle wirwar van straatjes, pleinen en mooi versierde huizen wilden we vooral de Mezquita zien, een moskee uit de 8 ste eeuw, die na de Middeleeuwen tot kathedraal omgebouwd werd. De bouwmeesters hebben gelukkig erkend welke waardevolle elementen de Moren ter ere van hun godsdienst, de islam, aanbrachten.
Naar Ronda was het niet ver. Deze stad ligt temidden van valleien en is – volgens onze gids – vooral bekend om een beroemde stierenvechtersfamilie. Die prijken dan ook erg trots voor de ingang van de arena.Via een heel mooi plein (plaza de socorro) komt men op de puente nuevo (nieuwe brug), vanwaar men een adembenemend zicht heeft op de ravijn. Overal in de stad stonden de bomen in volle bloesem en genoten de inwoners van het lentezonnetje. Trouwens, onze gids in het hotel raadde ons warme kleding en stevige schoenen aan, omdat regen voorspeld was. De lucht in Ronda was hemelsblauw en onze huid genoot van de warmte van de zon.
Granada, ons derde stad op onze reis, ligt aan de voet van de Sierra Nevada, op meer dan 700 meter hoogte en was een ommuurde stad. Strenge quota door de Unesco opgelegd leggen vast wanneer we het Alhambra mogen bezoeken. Om half 3 werden we door een gids verwacht en dus hadden we ‘s morgens tijd om de stad te verkennen. En daar gingen we, naar kathedraal nummer 2, één van de grootste ter wereld, gebouwd in opdracht van de katholieke vorsten in de 16 e eeuw, nadat ze een eeuw tevoren de moslims en joden tot bekering dwongen. In het jaar dat Columbus Amerika ontdekte, had de Spaanse Inquisitie de laatste Moren verdreven of verslaan.Een mooi monument vond ik dat van Isabella met Columbus. De zeevaarder schijnt haar verslag uit te brengen van zijn reis en toont haar een papier, misschien de kaart van Amerika om te tonen wat hij bereikt had. In het Alhambra herinnert bijna alles aan de Arabische tijd, toen de sultans meerdere vrouwen hadden en dikke eunuchen in lendendoeken de harem streng bewaakten en hen op de hoogte hielden van wat manlief uitspookte.Karel V liet enkele gebouwen afbreken om een paleis en kapel voor hem te bouwen, maar zijn vrouw overtuigde hem om de fijne islamitische kunst voor het nageslacht te bewaren.Ik denk dat het een droom is van elke student in de kunstgeschiedenis of van de toekomstige architecten om hier enkele dagen door te brengen en het mooi gerestaureerde fort te bestuderen.Ik genoot in elk geval met volle teugen vooral van de patios, fonteinen en prachtige tuinen.
De volgende dag stond Sevilla op het programma. Ook hier lieten de Moren hun culturele invloed achter en drukten hun stempel op de verdere ontwikkeling van de stad. Kathedraal nummer 3 is het derde grootste kerkgebouw in Europa. De hoge en zeer mooie klokkentoren – Giralda genoemd – was vroeger een minaret. De kerk is bijzonder mooi en bevat vele kunstschatten. Ik was vooral onder de indruk van het fraai versierde praalgraf van Christoffel Columbus. Volgens de ene reisgids ligt zijn stoffelijk overschot er echt in, andere zeggen dat men het niet weet.Sevilla oogt rustiger dan de andere steden die we bezochten. Vele straten zijn verkeersvrij en enkel aan de kathedraal stonden vele wachtende toeristen. In de omgeving van het stadhuis en het monument van San Fernando waren we alleen. Het Spaanse plein is een overblijfsel van de tentoonstelling uit 1929. Alle provincies van Spanje zijn afgebeeld in mooi gekleurde steentjes. Het plein zou – volgens de lokale gids – in vele films gebruikt zijn. Het is inderdaad erg aantrekkelijk met een fontein in het midden van het plein, dat door een kanaal, wordt omringd.
We bleven nog een week aan de Costa del Sol. De ene dag wandelden we naar Marbella, de andere dag naar San Pedro. In de haven van Marbella kan men – als men geinteresseerd is- dure en grote jachten bewonderen. Ferrari’s, Maserati’s, Rolls Royce’s zochten wanhopig een parkeerplaats en stoorden zich aan de voetgangers, die bij gebrek aan een trottoir, dat breed genoeg was, op de straat liepen. De andere richting naar San Pedro en Estepona was veel rustiger en autovrij. Estepona heeft een gezellige wandelboulevard, authentieke straatjes en overal zie je mooie bloemen.
En het weer? Het viel nog mee, af en toe een korte regenbui. Mijn regenjas heb ik niet gemist. We hebben zelfs 2 dagen in de zon gelegen.
I